Bij de Griek

En nu hebben ze Meneertje Manuel weer genomineerd voor de Cultuurprijs Overijssel. Het moet niet veel gekker gaan worden. Ze denken toch niet dat ik dood ga? Dat ze me zo snel mogelijk het graf in willen prijzen? Natuurlijk ga ik dood. Niets menselijks is me vreemd. Maar ik heb op dat gebied nog geen enkel concreet plan. Er is nog zoveel te doen. Zo wil ik de komende maanden in ieder geval nog even naar Griekenland. Om ze daar een hart onder de riem te steken. Want de manier waarop dat arme volk onder de voet is gelopen door Neo-Liberale volksverlakkers, dat grenst niet alleen aan het absurde maar ook nog eens aan het misdadige. Vooral de Duitsers, altijd weer de Duitsers. Als wij ons net zo harteloos hadden opgesteld toen de Duiters van de verloren Tweede Wereldoorlog probeerden te herstellen, was het allang weer oorlog geweest. Leer mij de Duitsers kennen. We zijn 60 jaar na de bevrijding weer terug bij af. En voor de rest zal de wereld me aan mijn reet roesten. Ik ga muziek maken. Met een heleboel mensen. In mijn dorp. In dit land. In Antwerpen. In Formerum. In New York. Ik wil zingen. Als een soldaat op weg naar het front. Als zijn meisje thuis bij de kachel. Misschien is het wel daarom dat ik zo verschrikkelijk sjacherijnig word van deze tijd. Ik heb niks met die harde taal. Ik wil lieve woorden. Om te zingen. Niet omdat ik een romanticus ben. Omdat ik van de mensen hou. De oorzaak van deze crisis ligt in de hebberigheid van de één en de machteloosheid van de ander. En dat is een oneerlijk gevecht. Ik ga in Augustus naar Griekenland en neem een gitaar mee. En dan ga ik op iedere straathoek een liedje zingen en beroof ik de Grieken van hun laatste euro’s. Die euro’s ga ik vervolgens uitgeven tijdens het Oktoberfest in Munchen waar ik me ladderzat in elkaar laat timmeren door een hele grote vrouw. Waarna ik wakker word in een Duitse cel en na het betalen van een boete van 85 miljard euro weer naar huis mag. Het is met de muziek al net als met de zaken. Een beetje voor de buhne en het meeste voor de knaken. Maar ja. Zoals gezegd. Ik hou van de mensen. En daar heb ik het maar mee te doen. Als man zonder noemenswaardige vijanden.