Tubantia 15 oktober 2022

‘Zeker. Ik erken de behoefte. We willen allemaal antwoorden. Op vragen. Op terecht opgeworpen vragen. Moeilijke vragen. Soms. Lastige vragen. Vaak. Vragen waarvan je zegt: “Ja. Dat zijn hele goede vragen.” Terecht ook. Dat die vragen gesteld worden. Daar zijn het vragen voor. En ik snap dat we die vragen beantwoord willen zien. Juist omdat ze gesteld worden. Gestelde vragen zijn zonder uitzondering vragen die schreeuwen om een antwoord. En ik ben niet doof voor dat geschreeuw. Zeker niet. Ik wil die vragen ook graag beantwoord zien. Het zijn vragen die leven in de samenleving. In ons land. Bij de mensen. Die van hoog tot laag. Die mensen hebben vragen. En dat die mensen daar dan een antwoord op willen hebben is een volstrekt legitieme emotie. Als ik dat tenminste een emotie mag noemen. Maar als het een emotie is dan erken ik die. Die voel ik. Die beleef ik. Als mens. Als levend wezen. Als Nederlander. Vandaar ook dat ik aan die behoefte beantwoord. Als geen ander. Het is een breed gedeelde, maatschappelijke behoefte. Ik voel die behoefte tot in het diepst van mijn vezels. Onze vezels. Onze Nederlandse vezels. Weet dat ik het voel. De behoefte. Die behoefte is er. Dat ontken ik dan ook niet. Die behoefte ligt op tafel. Ik wil daar ook niet al te makkelijk over heen stappen. Kan ook niet. Het is nogal een behoefte die hier voor ons op tafel ligt. En het is ook nog eens een hele flinke tafel. Is dit een keukentafel? Ja toch? Dit lijkt mij een keukentafel. Mooie keukentafel. Maar weet van mij dat ik weet dat het speelt. Die behoefte om nu eindelijk eens de schuldvraag te beantwoorden. Daar heeft u recht op. Het beantwoorden van die vraag hebben we te lang genegeerd. Voor ons uit geschoven. Gebagatelliseerd. Getraineerd. Wat was de vraag ook alweer? Oh ja. De schuldvraag. We moeten hier een schuldige aanwijzen. Wat ik op zich betreur. Altijd weer dat vingerwijzen. En dan die schuldige. Die eeuwige schuldige. Aan iets. Nou. Die vraag kan ik vrij eenvoudig beantwoorden. We stonden er tenslotte allemaal bij en keken er naar. We zijn allemaal schuldig. Natuurlijk niet allemaal in gelijke mate. Dat kan ook niet. Daarom stelt u hier de vragen en probeer ik iets van een antwoord te formuleren. Hoop ik. Maar ik zeg u nu al. Dat we hier met ons allen iemand gaan aanwijzen zodat we straks kunnen zeggen dat de dader het weer gedaan heeft, dat gaan we dus niet doen. Nee. Dat is me te simpel. We gaan hier niet de schuldvraag beantwoorden. We zijn nu juist bij elkaar aan de keukentafel gaan zitten om maandenlang in een enorme boog om die schuldvraag heen te drentelen. Nou dan. Was er verder nog iets?’

Aldus de 7-jarige Mark Rutte toen hem, met zijn halve gezicht nog onder de druipende chocolade, gevraagd werd of hij misschien met zijn vingertjes aan de taart had gezeten.