Tubantia 25 juni 2022

Er komen steeds meer dingen bij die ik zo langzamerhand niet meer durf te doen in de Openbare Ruimte. Het likken van Kinderpostzegels bijvoorbeeld, vooral van achteren. Vroeger had ik daar geen enkele moeite mee. Stond ik pontificaal in de Spar mijn zojuist aangeschafte Kinderpostzegels te bevochtigen. Met mijn eigen spuug. Gadverdamme. Als ik daar nog aan terug denk… Schaamrode kaken.

Voor een hele korte periode heb ik aan wildvreemde kinderen, die samen met mij in de rij voor de kassa stonden, vriendelijk gevraagd of ze mijn Kinderpostzegels eventjes wilden likken, maar daar ben ik na een onbenullig pak slaag onmiddellijk weer mee opgehouden. Natuurlijk had ik absoluut geen kwade bedoelingen, dat kon ik echter niet duidelijk maken. Eerst moest mijn gebit worden hersteld.

Wat ook niet meer kan is even op de tractor naar Amsterdam. Ja. Dat kan nog wel maar dan denkt iedereen meteen dat ik een protesterende boer ben. En dat ben ik niet. Ik had er gewoon altijd donders veel schik in om met mijn tractor naar Amsterdam te rijden, ergens op de Zeedijk dubbel te parkeren en dan lekker de hele middag naar de hoeren. Niet altijd alleen voor de seks. Maar meestal wel. Kan ook niet meer. Niet alleen is het parkeren inmiddels duurder dan het neuken zelf, ze eisen daar ook nog eens dat ik de hygeïnerichtlijnen volg en mijn klompen uit doe. Nou. Dan is voor mij de lol er wel van af.

Ook ben ik gestopt met mijn Adolf Hitler imitaties. Niet omdat het verboden is. Of ongepast. Mensen vinden mijn Adolf Hitler imitaties over het algemeen weergaloos. En dat zijn ze ook. Probleem is echter dat mensen zich zo laten meeslepen door het verhaal dat ze het verschil niet meer zien. Die nemen het iets te serieus. En die beginnen mij dan te volgen. Niet alleen op Facebook. Ook in het echt. Op sommige dagen had ik wel 5000 Nationaal Socialisten bij mij in de straat staan. En dat was best wel intimiderend voor mijn 97-jarige Joodse buurman. Ben ik dus ook mee opgehouden.

Lachen doe ik ook niet meer. Ja. Als ik alleen thuis ben. Met de gordijnen dicht en dan hele luide muziek draaiend om het gelach te overstemmen. Dan nog wel. Maar dat lachen van vroeger. Zo maar op straat. In de natuur. In stad of land. Doe ik niet meer. Er zijn altijd mensen die daar niet tegen kunnen. Die daar aanstoot aan nemen. Die daar woedend over worden. Als ik vlak voor ze sta. En ze keihard in het gezicht sta uit te lachen. Omdat ze godsgruwelijk lelijk zijn. Omdat ze vrouw zijn. Links of Rechts. Middelmatig. Omdat ze zwart zijn. Wit. Rood. Groen. Of Oranje zijn. Omdat ze machtig zijn. Omdat ze arm zijn. Omdat ze gelovig zijn. Omdat ze mens zijn. Omdat alles zo ontzettend treurig is. Omdat iedereen alles zo hartverscheurend serieus neemt. Ik doe het niet meer.

Onze werkelijkheid is al lachwekkend genoeg.